De legende AA Bronson

0

Meneer Bronson (70) opent de deur van zijn appartement in zijn pyjama. Hij zegt dat hij net wakker is, maar ook dat deze pyjama in het bijzonder altijd goeie foto’s oplevert. We zijn bij hem op bezoek om over zijn leven en werk als kunstenaar te praten.

In het ruime Berlijnse appartement hangt en staat eigen werk en werk dat hij samen met zijn twee kompanen maakte in het collectief General Idea. Verderop, in de keuken, werkt echtgenoot Mark, een architect, achter zijn computer. Voordat we aan het interview beginnen keuvelen we een beetje over Berlijn. Bronson woonde lange tijd in New York en daarvoor in Toronto, Canada.

Drie-eenheid

“Onze kunstcarrière startte in Toronto, eigenlijk per ongeluk. Ik woonde samen met een stel vrienden in een bouwvallig huis met een winkelraam. Dat winkelraam richtten we altijd in met spullen die we op straat vonden en we hielden tentoonstellingen in de woonkamer. We hadden vooral heel veel lol, maar op een gegeven moment werden we door een galerie gevraagd om ons werk tentoon te stellen. Volgens mij zijn we toen aan onze naam als collectief gekomen: de tentoonstelling heette General Idea.”

Oorspronkelijk had General Idea nog meer leden, maar uiteindelijk bleven er drie over: Jorge Zontal, Felix Partz en ik. Onze namen zijn trouwens allemaal verzonnen. AA Bronson is een naam die ik bedacht heb toen ik een bundel pornoverhaaltjes schreef. Ik was nogal een verlegen jongen en vond het idee om een hele stoere naam te nemen grappig. Wij drieën pasten erg goed bij elkaar. Jorge was een Servische jood die in Venezuela opgroeide, hij was een soort melancholieke terrorist. Felix zat aan de drank en had een enorme kennis van kunstgeschiedenis. Soms vergelijk ik onze tijd samen weleens met een zeilschip: Felix als het zeil, Jorge als de kiel en ik probeerde koers te houden. We waren een echte drie-eenheid.”

Avontuur

“In onze eerste jaren maakten we veel conceptueel werk en deden we performances die de draak staken met de populaire cultuur van dat moment. Zo namen we bijvoorbeeld Miss verkiezingen op de hak en maakten een kunstblad dat op Life Magazine leek met als titel FILE Megazine. Door dat blad kwamen we in contact met de Europese kunstwereld. Op een congres voor kunstbladen in Bologna kwamen we één van de belangrijkste kunstrecensenten van dat moment tegen die ons introduceerde in de Europese kunstwereld. In Canada hadden we al naam gemaakt, maar vanaf toen dat moment ging het in Europa ineens heel hard. Ik kan me nog herinneren dat we in Londen installaties maakten van karton zodat we die onder de arm in de trein mee naar Italië konden nemen om ze daar in een galerie te showen. Het was een avontuurlijke tijd.

Omdat onze kunst serieus genomen werd, gingen wij steeds verder met onze concepten. Een tijd lang hadden we de poedel als onderwerp, maar we gebruiken ook kitsch en camp concepten in ons werk. Naast installaties maakten we ook video’s. Homoseksualiteit was altijd al een thema in ons werk vanwege onze eigen homoseksualiteit.”

Dialoog

“Onze thuisbasis was Toronto, maar het was best lastig om met de Europese en Amerikaanse netwerken in contact te blijven. Daarom verhuisden we in 1986 naar New York. We waren er namelijk achter gekomen dat vrijwel alle curatoren regelmatig naar die stad gingen. Het was een keuze die voor de hand lag. Tegelijk was het ook de tijd dat aids de kop opstak.

Een vriend die voor de Canadese ambassade werkte werd ziek. We hebben hem tot zijn dood verzorgd. Uit die tijd stamt ons beruchte aids-logo, gemodelleerd naar een beroemd werk uit de jaren zestig van Robert Indiana genaamd Love. We kregen het toen nog aan de stok met ACT UP en andere aidsactivisten die vonden dat we te ironisch waren. Zij wilden dat we waarschuwingen tegen onbeschermde seks op een postercampagne die we hadden gemaakt, plaatsten. Maar wij waren kunstenaars, geen activisten, het ging ons om de dialoog.”

Een jaar AZT

“Toen bleken vrij snel na elkaar Jorge en Felix allebei hiv te hebben. Felix wist het nog een tijd te verbergen, maar zijn alcoholisme liep dusdanig uit de hand dat er wel wat aan de hand moest zijn. Dat klopte dus. Tot de dag van vandaag snap ik nog steeds niet waarom ik geen hiv heb opgelopen. Echt een wonder.

Met zijn drieën besloten we ons volledig aan ons werk te wijden zolang het nog kon. Sterven en aids werden hoofdthema’s in ons werk. We maakten werk als One Year of AZT waarin we alle pillen tegen de muur aanplakten die Jorge in een jaar moest slikken. Het blijft mijn favoriete werk uit die periode. Toen de gezondheid van beide mannen terugliep konden we door een beurscrash vrij goedkoop een luxe penthouse in Toronto huren. Daar hebben we het laatste jaar gewoond en gewerkt.

Het was allemaal heel dubbel. Enerzijds intens verdrietig omdat Jorge en Felix doodgingen. Aan de andere kant hielden we de moed erin door gewoon door te werken, met nieuwe ideeën te komen, veel vrienden over de vloer te hebben en veel te lachen. Dat laatste jaar waren we super productief. Maar op een gegeven moment ging het echt niet meer. Ik herinner me dat we nog een keer op vakantie naar Fire Island gingen en ik de rolstoel duwde van Jorge die inmiddels blind was geworden. We hadden om de klok verpleging en dokters kwamen steeds vaker langs. Jorge stierf in februari en Felix in juni 1994.”

Genezer

“Niet alleen was ik mijn beste vrienden kwijt, maar ook mijn inspiratie om kunst te maken. De eerste vijf jaar na hun dood heb ik dan ook geen kunst gemaakt, maar vooral geregeld dat het werk van General Idea in het publieke domein bleef. Musea en galeries waren nog steeds geïnteresseerd. Al tijdens de ziekte van Jorge en Felix was ik begonnen met opleidingen tot spiritueel genezer. Om hun pijn te verzachten door middel van handoplegging, massages en energiewerk. Na hun dood ging ik door met die opleidingen en op een gegeven moment had ik zelfs een goedlopende healing-praktijk. Maar de kunst bleef lokken.

Eén van mijn eerste werken na deze periode was een foto van Felix net na zijn dood. Een curator uit München nodigde me uit om iets te doen met deze foto. De foto van een uitgemergelde Felix kwam toen op grote reclameborden te hangen langs de ringweg. Dat klopte voor mij. Maar onmiddellijk stak er een voor mij totaal onverwachte discussie op. Met de geschiedenis van Duitsland, waar beelden van uitgemergelde lichamen synoniem zijn met de holocaust, kregen de beelden van een man overleden aan aids ineens een heel andere lading. Datzelfde concept hebben we toen ook in Wenen uitgevoerd.”

Verschillende levens

“Het was onvermijdelijk dat ik weer kunst ging maken. Maar de thematiek van mijn werk was zeker in de eerste jaren rouw, later spirituele genezing en de wereld van de sjamanen. Een werk van mij was bijvoorbeeld een tent in het Stedelijk Museum in Amsterdam, waar mensen twintig minuten met mij in de tent konden zitten. Er kon van alles gebeuren. Dat maakte het spannend.

Ik ben erg gefascineerd geraakt door oude riten van medicijnmannen, van inheemse gebruiken om te genezen. Deze thema’s gebruik ik dan ook veelvuldig in mijn werk. Door performances, maar ook door het bouwen van omgevingen waar tenten vaak een rol spelen. Als Canadees bouw ik verder op de gebruiken van de volken die in het land woonden vóór de Europeanen kwamen, maar ik kom bijvoorbeeld ook in Azië gebruiken en artefacten tegen die ik verwerk in mijn kunst. De wereld van de sjamanen en spirituele genezing blijft me fascineren. Als ik terugkijk op mijn leven, voelt het alsof ik een aantal verschillende levens heb mogen meemaken. Mark en ik zijn eigenlijk pas in Berlijn komen wonen en het voelt als een nieuw hoofdstuk. Ik omarm ouder worden. Heel gek eigenlijk, maar vanaf mijn zestigste kreeg ik ineens veel aandacht van twintigers. En nu ben ik zeventig en anders geworden, maar hoe anders dat weet ik nog niet. Vraag me dat over een paar jaar nog eens.”

Dit interview verscheen eerder in hello gorgeous #17.

Tekst Gerrit Jan Wielinga Fotografie Vincent van der Marck

Leave A Reply